Gemeente Gemeente Erpe-Mere

Bezienswaardigheid: De Motte

37.755 kubieke meter aarde

Te Erpe, in het centrum van het dorp, op 200 m ten noorden van de kerk staat op het domein van de familie D’Hondt een ronde heuvel, in de volksmond gekend als de Kasteelberg. Het is eigenlijk een motte, een in de middeleeuwen kunstmatig aangelegde heuvel waarop een kasteel gebouwd was: een castrale motte dus. In de landen waar het vlakke bodemreliëf niet toeliet versterkte kastelen te bouwen in bergen of op rotsen, werd kunstmatig een motte aangelegd met de grond die rondom uitgegraven werd en waardoor dan een ringvormige gracht ontstond, die diende als verdedigingsgracht. Over de omwalling kon toegang genomen worden met een ophaalbrug, zo was het zeker al in de 14de eeuw.

De motte van Erpe is één van de best bewaarde en tevens één van de grootste van België en Nederland. De motte heeft een omtrek van 220 m aan de basis en 115 m aan de top met een hoogte van ongeveer 16 meter. De helling is steil, ongeveer 45 graden. In de middeleeuwen was de helling met doornen begroeid, wat ervoor zorgde dat de vestiging niet gemakkelijk in te nemen was. Bij onrusten kon de bevolking in de versterkte burcht toevlucht vinden. Tegenover die bescherming stonden ook verplichtingen : nog tot in de 17de eeuw droeg de heer van Erpe aan de bevolking op om zijn gracht rond de motte te komen kuisen. Van die ringgracht, die landschappelijk nog herkenbaar is, is thans slechts een vijver bewaard gebleven.

De motte van Erpe ligt in de vallei van de Molenbeek, een vallei waar nog twee andere mottes gelegen zijn: de motte van Ressegem, die nog steeds omringd is met water en het Boonhof te Heldergem, een castrale motte die vrij slecht bewaard is.

De eerste vermelding van een kasteel in Erpe dateert van het jaar 1057. Het is onzeker of het reeds een gebouw op een motte was, omdat voor de oorsprong van dat type gebouwen doorgaans naar het laatste kwart van de 11de eeuw verwezen wordt. De heren van Erpe behoorden anderzijds wel tot de meest gegoeden uit de streek – ze hadden ook al zeer vroeg een eigen zegel - zodat we mogen aannemen dat ze bij de eersten waren om een versterkte woning van dat type op te richten.

De heerlijkheid Erpe bleef lange tijd in de handen van dezelfde familie : eerst de familie Van der Aa, daarna door huwelijk de familie Van Erpe in vele opeenvolgende generaties; in de 15de eeuw kwam ze, opnieuw door huwelijk, in het bezit van de familie Schoutheete – Van Zuylen. Het kasteel met de bijhorende pachthoeve – het  neerhof – bleef steeds een eigen bezit van de heer.

In de 17de eeuw kwam de familie Van Zuylen in geldnood. Het kasteel was inmiddels vervallen en de heer van Erpe verbleef in Laarne De bezittingen in Erpe werden één na één verkocht om schulden te delgen; alleen de kasteelruïne op de oude motte bleef als een symbolisch element van macht in het eigen bezit van de heer. De pachthoeve en de watermolen werden verkocht aan de rijke en invloedrijke baljuw en brouwer De Witte, die inmiddels een stenen woning had opgericht in de Koebrugstraat (de latere woning van kunstenaar Jozef De Somer). De pachthoeve verdween in de 18de eeuw; de watermolen is bewaard gebleven.

Het Kasteel, helemaal vervallen, werd in 1714 verkocht aan de nieuwe heer van Erpe, Jan de Waepenaert;  een akte van 1716 vermeldt dat deze de stenen van de Kasteelberg verkocht. De Waepenaerts waren de laatste heren van Erpe totdat de verovering van België door de legers van de Franse revolutie in 1792 een eind maakte aan het ancien regime.

Tegen de buitenmuren van de Sint-Martinuskerk  van Erpe staan vier grafstenen van de familie de Waepenaert. In de voorgevel die van Carolus Johannes de Waepenaert gestorven in 1794. Hij was kapitein in dienst van Marie Theresia, keizerin van Oostenrijk.

Het kasteel op de motte bestaat niet meer, de heerlijkheid van de heren van Erpe is verdwenen door de geschiedenis: alleen de motte blijft staan als symbool van hun vroegere grandeur.

De motte bewaart nog een groot deel van haar eigen geheimen. Tot op heden is de site nog niet grondig onderzocht. Op de einde van de 19de eeuw werd er een summier archeologisch onderzoek verricht, maar dat leverde weinig interessante gegevens op.